Slagenbuurt

De Slagenbuurt is gebouw in de tweede helft van de ’80-er jaren uit de twintigste eeuw. Het noordoostelijke deel van deze buurt is nog recent in het begin van de 21e eeuw gebouwd. Naast huurwoningen zijn in de wijk diverse koopwoningen gebouwd. In het midden van de wijk is een winkelcentrum met aanpalende bedrijfsruimte. Momenteel zijn daar alleen een wijksupermarkt en een centrum voor fysiotherapie gevestigd. Na de bouw van deze buurt hebben bewoners een wijkvereniging Achterwillens opgericht. Deze heeft domicilie gevonden in het gebouw tegenover de supermarkt waar ook een basisschool is gevestigd. De wijkvereniging Achterwillens heeft nauwelijks meer een rol voor de wijk, maar vooral voor de leden van het eerste uur en hun vrienden en kinderen (ook al zijn deze verhuisd). De rol van wijkvereniging is momenteel verzorgd via de Vereniging Netwerk Achterwillens.
Straatnamen
Een Slag: een smalle, rechthoekige strook land, meestal weiland, met links en rechts een (brede) sloot, die uitkwamen op een wetering. Met elkaar maken de slagen en de weteringen het bekende patroon van de meeste polders van het Groene Hart. De oudste polders dateren uit de elfde eeuw.
Drossaard (of drost): een historische titel voor een bestuursambtenaar op het platteland, vaak had hij ook een taak als rechter.
Baljuw: rechtsdienaar van een streek of dorp, hij werd benoemd door de leenman.
Kameraar: ambtenaar die het beheer had over de geldstromen in de polder.
Ingeland: eigenaar van een stuk land in een polder of waterschap, een zogenaamde in-geland.
Dijkgraaf: voorzitter van het waterschap, hoogheemraadschap.
Gaarderboek: het boek waarin werd genoteerd hoeveel iedere ingeland moest afdragen aan het polderbestuur. De gaarder hield het boek bij.
Heemraad: een ingeland die lid is van een polderbestuur (waterschap). Een hoogheemraad is lid van het dagelijks bestuur van het waterschap.
Molenmeester: eigenaar van een molen, lid van het polderbestuur.
Rentmeester: beheerder van een landgoed. De rentmeester behartigde de belangen van een (groot)grondbezitter, die meestal elders woonde.
Sluismeester: toezichthouder op een (schut)sluis
Waarsman: een sluiswachter, die woonde bij de sluis in de waarsmanswoning. Hij was soms ook lid van het polderbestuur. Als bijverdienste hield hij soms vee.
Landmeter: iemand die aangesteld is om land op te meten, de gegevens van de landmeter kwamen ook terecht in het gaarderboek.
Leenman: in de Middeleeuwen was het een persoon van adel, die van de Leenheer, een koning of keizer, het bestuur kreeg over een bepaald gebied. De Graaf van Holland, maar ook de bisschop van Utrecht in die tijd, was zo’n belangrijke leenman.
Poldermeester: lid van het polderbestuur, de poldermeesters controleerden of de ingelanden de jaarlijkse werkzaamheden hadden uitgevoerd, zoals het schoonmaken van de sloten.